Wijkcentrum Morkhoven
Het wijkcentrum van de wijk Morkhoven, gebouwd in opdracht van de gemeente Deurne, omvat een raadpleging voor zuigelingen, een bibliotheek en een conciërgewoning. Ontworpen door de architecten Lode Wouters en Fons Mostien in 1970, is het brutalistische complex ingeplant op de hoek van de Joseph Deckerslaan en de Pieter Van Isackerlaan.
Het bescheiden complex sluit in halfopen bebouwing de huizenrij van de Pieter Van Isackerlaan af, en springt vooruit op de rooilijn van de Joseph Deckerslaan. Tot het project behoort een kleine publieke ruimte met een zitbank, fietsenstalling en beplanting, die het in deze verkaveling gebruikelijke voortuintje vervangt.
Het wijkcentrum “Morkhoven” behoort tot de vroegste gezamenlijke realisaties van Wouters en Mostien, die zich pas een jaar eerder, in 1969, hadden geassocieerd. Midden jaren 1970 lieten zij zich opmerken met “De Munt”, een huisvestingsproject in het Sint-Andrieskwartier, dat aan een vernieuwende visie op het stedelijke wonen beantwoordde, kleinschalig en geïntegreerd in het stedelijk weefsel van de oude kern van Antwerpen. Ook het wijkcentrum "Morkhoven" lijkt zich naadloos te willen integreren in de typisch naoorlogse, suburbane gesloten verkavelingsstructuur van de wijk Morkhoven, ingeklemd tussen de Herentalsebaan en de snelweg E34-E313. De architectuur onderscheidt zich evenwel door een vooruitstrevende brutalistische esthetiek zelfbewust van het veeleer banale doorsnee karakter van de omringende bebouwing, bel-etagewoningen en kleine flats van het standaardtype uit de jaren 1960.
Het hoofdvolume bestaat uit een balkvorm van drie bouwlagen onder plat dak, in overeenstemming met het gabariet van het aanpalende huizenblok. Hierbij sluit een geknikt en ingesneden volume van één bouwlaag aan, in dwarsrichting verlicht door een lichtstraat in shed-vorm. Het gebouw is volledig opgetrokken uit ter plaatse gestort gewapend beton, zowel voor de structuur als de gevels. In de textuur van het beton wordt de afdruk van de bekisting uit ongeschaafde houten latten uitgespeeld, daar waar horizontale groeven de vensterindeling over het muurvlak doortrekken. Overstekende partijen of dakvlakken op doorgetrokken balkkoppen animeren met krachtige accenten het strak orthogonale bouwvolume. De gevels zijn opgevat als een omlopend plastisch scherm, met een abstracte compositie van vensteropeningen van sterk uiteenlopend formaat, in een onconventionele maar harmonische verhouding tussen open en gesloten delen. Opvallende kenmerken zijn het doortrekken van de vensteropeningen ter hoogte van de bovenlichten, het integreren van de balkkoppen in de vensterindeling, en de raamloze plaatsing van de beglazing in het beton, met inpassing van schrijnwerk voor de raamvleugels. De bovenbouw steekt ter hoogte van de zijgevel licht uit over de pui met het inkomportaal; aan de achtergevel ontspringt een zwevend terras met bloembak ten behoeve van de conciërgewoning. Het voorpleintje wordt beschaduwd door een solitaire boom, daar waar de U-vormige zitbank is geïntegreerd in het betonnen tuinmuurtje en de getrapte bloembakken, beplant met lage heesters; de bouwplannen voorzagen een aluminium vitrine bovenop het tuinmuurtje.
De plattegrond reserveert de begane grond voor de raadpleging voor zuigelingen, met het inkomportaal, een stalling voor kinderwagens, een vestiaire en sanitair in het hoofdvolume, en een wachtkamer, kleedcellen, de weegkamer en het dokterskabinet in de aanbouw. Dit laatste beschikt over een afzonderlijke dienstingang. De bibliotheek beslaat de volledige eerste verdieping, vanuit het inkomportaal bereikbaar via de traphal, en vormt een doorlopende ruimte, ingedeeld in een uitleenzaal met balie en een leeszaal. De conciërgewoning, die uit een woonkamer met halfopen keuken en terras, drie slaapkamers en een badkamer bestaat, neemt de tweede verdieping in.
Bron : Inventaris Onroerend Erfgoed